vrijdag 24 mei 2019

Αναγνώσματα + 01.06.2019 + Lezingen

Ελληνικά: απόστολος (Πραξ ιε' 35-41) και Ευαγγέλιον (Ιω ι' 27-38)
Nederlands:  apostel (Hand 15:35-41) en Evangelielezing (Joh 10:27-38)


Πράξεις Ἀποστόλων (ιε' 35-41) τὸ Ἀνάγνωσμα:
Ἐν ταῖς ἡμεραῖς ἐκείναις, Παῦλος δὲ καὶ Βαρνάβας διέτριβον ἐν Ἀντιοχείᾳ, διδάσκοντες καὶ εὐαγγελιζόμενοι, μετὰ καὶ ἑτέρων πολλῶν, τὸν λόγον τοῦ κυρίου. Μετὰ δέ τινας ἡμέρας εἶπεν Παῦλος πρὸς Βαρνάβαν, Ἐπιστρέψαντες δὴ ἐπισκεψώμεθα τοὺς ἀδελφοὺς ἡμῶν κατὰ πᾶσαν πόλιν, ἐν αἷς κατηγγείλαμεν τὸν λόγον τοῦ κυρίου, πῶς ἔχουσιν. Βαρνάβας δὲ ἐβουλεύσατο συμπαραλαβεῖν τὸν Ἰωάννην, τὸν καλούμενον Μάρκον. Παῦλος δὲ ἠξίου, τὸν ἀποστάντα ἀπʼ αὐτῶν ἀπὸ Παμφυλίας, καὶ μὴ συνελθόντα αὐτοῖς εἰς τὸ ἔργον, μὴ συμπαραλαβεῖν τοῦτον. Ἐγένετο οὖν παροξυσμός, ὥστε ἀποχωρισθῆναι αὐτοὺς ἀπʼ ἀλλήλων, τόν τε Βαρνάβαν παραλαβόντα τὸν Μάρκον ἐκπλεῦσαι εἰς Κύπρον· Παῦλος δὲ ἐπιλεξάμενος Σίλαν ἐξῆλθεν, παραδοθεὶς τῇ χάριτι τοῦ θεοῦ ὑπὸ τῶν ἀδελφῶν. Διήρχετο δὲ τὴν Συρίαν καὶ Κιλικίαν, ἐπιστηρίζων τὰς ἐκκλησίας.

Lezing uit de Handelingen der Apostelen (15:35-41):
In die dagen verbleven Paulus en Barnabas in Antiochië en zij gaven onderricht en verkondigden, met nog veel anderen, het Woord van de Heer. En na enkele dagen zei Paulus tegen Barnabas: Laten wij nu terugkeren en onze broeders bezoeken in alle steden waar wij het Woord van de Heer verkondigd hebben, en zien hoe het met hen gaat. En Barnabas raadde aan om ook Johannes, bijgenaamd Markus, mee te nemen. Maar Paulus achtte het juist hem, die hen van Pamfylië af in de steek had gelaten en niet met hen meegegaan was naar het werk, niet mee te nemen. Er ontstond daarom verbittering, zodat zij uit elkaar gingen en Barnabas Markus meenam en per schip naar Cyprus vertrok; en Paulus koos Silas en vertrok, nadat hij door de broeders aan de genade van God opgedragen was. En hij reisde door Syrië en Cilicië en sterkte de kerken.

Ἐκ τοῦ κατὰ Ἰωάννην (ι' 27-38) Εὐαγγελίου τὸ Ἀνάγνωσμα:
Εἶπεν ὁ Κύριος πρὸς τοὺς ἐληλυθότας πρὸς αὐτὸν Ἰουδαίους·  τὰ πρόβατα τὰ ἐμὰ τῆς φωνῆς μου ἀκούει, κἀγὼ γινώσκω αὐτά, καὶ ἀκολουθοῦσί μοι, κἀγὼ ζωὴν αἰώνιον δίδωμι αὐτοῖς, καὶ οὐ μὴ ἀπόλωνται εἰς τὸν αἰῶνα, καὶ οὐχ ἁρπάσει τις αὐτὰ ἐκ τῆς χειρός μου. ὁ πατήρ μου, ὃς δέδωκέ μοι, μείζων πάντων ἐστί, καὶ οὐδεὶς δύναται ἁρπάζειν ἐκ τῆς χειρὸς τοῦ πατρός μου. ἐγὼ καὶ ὁ πατὴρ ἕν ἐσμεν.

᾿Εβάστασαν οὖν πάλιν λίθους οἱ ᾿Ιουδαῖοι ἵνα λιθάσωσιν αὐτόν. ἀπεκρίθη αὐτοῖς ὁ ᾿Ιησοῦς· πολλὰ καλὰ ἔργα ἔδειξα ὑμῖν ἐκ τοῦ πατρός μου· διὰ ποῖον αὐτῶν ἔργον λιθάζετέ με; ἀπεκρίθησαν αὐτῷ οἱ ᾿Ιουδαῖοι λέγοντες· περὶ καλοῦ ἔργου οὐ λιθάζομέν σε, ἀλλὰ περὶ βλασφημίας, καὶ ὅτι σὺ ἄνθρωπος ὢν ποιεῖς σεαυτὸν Θεόν. ἀπεκρίθη αὐτοῖς ὁ ᾿Ιησοῦς· οὐκ ἔστι γεγραμμένον ἐν τῷ νόμῳ ὑμῶν, ἐγὼ εἶπα, θεοί ἐστε; εἰ ἐκείνους εἶπε θεούς, πρὸς οὓς ὁ λόγος τοῦ Θεοῦ ἐγένετο, καὶ οὐ δύναται λυθῆναι ἡ γραφή, ὃν ὁ πατὴρ ἡγίασε καὶ ἀπέστειλεν εἰς τὸν κόσμον, ὑμεῖς λέγετε ὅτι βλασφημεῖς, ὅτι εἶπον, υἱὸς τοῦ Θεοῦ εἰμι; εἰ οὐ ποιῶ τὰ ἔργα τοῦ πατρός μου, μὴ πιστεύετέ μοι· εἰ δὲ ποιῶ, κἂν ἐμοὶ μὴ πιστεύητε, τοῖς ἔργοις πιστεύσατε, ἵνα γνῶτε καὶ πιστεύσητε ὅτι ἐν ἐμοὶ ὁ πατὴρ κἀγὼ ἐν αὐτῷ.

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes (10:27-38):
De Heer zei tegen de Joden die bij Hem gekomen waren: ‘Mijn schapen luisteren naar Mijn stem; en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef ze eeuwig leven; en zij zullen zeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand roven. Mijn Vader, Die ze aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en niemand kan ze uit de hand van Mijn Vader roven. Ik en de Vader zijn één.’ Daarop raapten de Joden weer stenen op om Hem te stenigen. Jezus antwoordde hun: ‘Ik heb u veel goede werken van Mijn Vader laten zien; om welk van die werken wilt gij Mij stenigen?’ De Joden antwoordden Hem en zeiden: ‘Wij willen u niet om een goed werk stenigen, maar om godslastering, omdat Gij, Die een mens zijt, Uzelf tot God maakt.’ Jezus antwoordde hun: ‘Staat er niet in uw wet geschreven: Ik heb gezegd: gij zijt goden? Aangezien zij goden genoemd worden, tot wie het woord van God gekomen is, (en de Schrift niet ontbonden kan worden), hoe kunt gij dan tegen Mij, Die de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft, zeggen: Gij lastert God, omdat Ik gezegd heb: Ik ben Gods Zoon? Als Ik de werken van Mijn Vader niet doe, geloof Mij dan niet. Maar als Ik ze wel doe en gij Mij niet gelooft, geloof dan de werken, opdat gij erkent en gelooft, dat de Vader in Mij is en Ik in Hem.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten